Hoe is het allemaal begonnen?
Bo Teerling, grondlegger van het FFL project, vertrok in 2009 voor het eerste naar Malawi met een groep vrijwilligers. Een jaar later, in 2010, vertrok hij voor de tweede keer naar Malawi. Dit keer met jongeren van de kerk. Na terugkomst in Nederland was hij volledig van slag, hij had vreselijke dingen gezien in het Afrikaanse land die een grote impact hebben achtergelaten.
Tijdens zijn bezoeken aan het land, was hem opgevallen hoe groen het land was. Waar het groen is, moet eten verbouwd kunnen worden, dacht hij bij zichzelf. Negentig procent van de landbouwgrond in het land lag braak want de bewoners hadden geen kennis om landbouw te bedrijven en geen geld om grondstoffen aan te schaffen.
Teerling richtte een stichting op, regelde een stuk grond, kocht maiszaden en kunstmest en hielp de boeren de mais te planten. “Daarbij hebben we zoveel mogelijk hun systeem en tradities gerespecteerd. Het jaar erop hebben we de mensen daar geleerd hoe ze op een nog efficiëntere manier landbouw konden bedrijven, volgens de wijze van Farming God’s Way. De basis van het project was hiermee gelegd.
Vervolg van het project
Ons systeem is een afgeleide van Farming Gods Way, een landbouwmethode die is gebaseerd op christelijke uitgangspunten. Het principe daarbij is dat we alleen gebruikmaken van wat de natuur ons geeft. We maken gebruik van verrijkte compost en de dagelijkse dauw. Hierdoor is de gemiddelde oogst per akker ruim zeven keer groter dan voor onze komst.
We gaven de boeren in Malawi het land, de zaden, de meststoffen, gereedschap en onderwijs en verwachtten uiteindelijk veertig procent van de opbrengst. Dat deel hebben we teruggegeven aan de mensen die het het hardst nodig hadden. Eén gezin heeft een jaar lang voldoende te eten met de opbrengst van één akker. We zijn begonnen met 25 gezinnen in Chitunda. Inmiddels hebben we ruim 5.000 boeren geholpen en hierdoor hebben ruim 125.000 mensen in Malawi elke dag te eten.
"Jan van Werven aan het woord"
“Er is nog zoveel te doen in Malawi, we kunnen niet alles tegelijk. Zoveel dingen die nog beter zouden kunnen. De lupine, planten gebruiken die veel stikstof verzamelen in hun wortels, kelders maken zodat de oogst in opslag niet bederft. Ik zie heel veel uitdagingen. De vrouwen lopen dagelijks heel wat kilometers met bijvoorbeeld 50 liter water op hun hoofd. Ik denk na over een bokkenkar met tuig. Ook kwamen we stratenmakers tegen die eigenlijk niet wisten hoe ze moesten straten. We hebben ze elleboogverband en visgraatverband geleerd. Ze pakten het meteen op en waren helemaal enthousiast over deze nieuwe methode. We willen ook graag waterbekkens realiseren, voor droge tijden. Als het in Malawi regent, valt er meteen veel regen. Zo kunnen we dat opvangen.”
“Ik wou eerst eigenlijk niet naar Malawi gaan. Ik dacht: ‘ik kan beter geld doneren in plaats van uitgeven aan zo’n reis.’ Maar achteraf heb ik geen spijt. Ik heb écht het idee dat ik wat heb kunnen betekenen. We hebben elke dag nuttig besteed. Het belangrijkste wat zij nodig hebben is kennis. Maar zonder geld krijg je de kennis daar ook niet. Wat mij het meest heeft geraakt, is de hongersnood. In twee weken tijd is drie keer een afspraak afgezegd, omdat er iemand aan de honger was overleden. Het verschil tussen arm en rijk is hier ook heel groot. In de stad waan je je bijna in New York. Daarbuiten is het gewoon ghetto. En toch: de mensen waren blij. Ze zingen, danken de Heer en dansen. Ik juich het werk van The Art of Charity toe en ik verwacht dat deze mensen misschien wel binnen vijf jaar het zonder onze hulp kunnen redden.”